Afbeelding
Mol
Hugo Willockx

Waarheid of mythe: zijn mollen echt blind?

6 jan 2025
Categorieën
Natuurbericht

Zo blind als een... MOL! Of toch niet? Het is een veel gebruikt spreekwoord om aan te geven dat iemand zeer slechtziend tot zelfs stekeblind is, maar met deze uitdrukking beweren we dat mollen dat ook zijn. Mogen we daar zomaar vanuit gaan? Met andere woorden, zijn mollen echt (steke)blind?

In het kort

Vraag? Zijn mollen blind?

Waarheid of mythe? Dit is mythe. Mollen zijn niet blind, maar wel slechtziend. Hun ogen zijn minder goed ontwikkeld maar ze kunnen wel licht en donker onderscheiden. 

In het lang

Zicht

De Europese mol (Talpa europaea) is niet blind, zoals vaak wordt gedacht. Hoewel de kleine oogjes van een mol niet veel groter zijn dan een speldenkop kunnen mollen licht en donker van elkaar onderscheiden. Onderzoekers aan de University of Aberdeen ontdekten dat mollen volledig ontwikkelde netvliezen hebben die alle juiste celtypes bevatten om licht te detecteren én dat die lichtontvangende cellen typerend zijn voor dieren die in daglicht leven. Daarnaast stelden ze vast dat de ogen van mollen, door de detectie van licht en donker, een cruciale rol spelen bij het regelen van hun dag- en nachtritme (circadiaans ritme). Hoewel de ogen van mollen minder goed ontwikkeld zijn en minder details waarnemen dan die van andere gewervelde zoogdieren, zijn mollen dus niet blind, maar simpelweg ‘slechtziend’.

Dit verminderde zicht is een voorbeeld van convergente evolutie. Convergente evolutie verwijst naar het proces waarbij niet-verwante taxonomische groepen vergelijkbare morfologische kenmerken ontwikkelen als aanpassing aan gelijke leefomstandigheden. Minder goed ontwikkelde ogen komen voor bij verschillende grotbewonende en ondergronds levende soorten, zoals de grottenolm (Proteus anguinus), de naakte molrat (Heterocephalus glaber), verschillende diepzee-organismen en dus ook bij mollen! Hoewel deze soorten niet nauw verwant zijn, hebben ze onafhankelijk van elkaar vergelijkbare veranderingen in hun visuele vermogens ondergaan, waarbij sommige genen voor oogontwikkeling inactief zijn geworden. Aangezien grote ogen met een goed zicht in totale duisternis weinig voordeel biedt, investeren deze soorten minder in de ontwikkeling en het onderhoud van hun ogen. In plaats daarvan richten ze hun energie op andere zintuigen, zoals de tast- of de reukzin.

Afbeelding
Mol
Mark Zekhuis/Saxifraga

Tast

Ook mollen hebben ter compensatie van hun kleine ogen andere zintuigen beter ontwikkeld die meer voordeel bieden aan een leven onder het aardoppervlak. Het belangrijkste zintuig van de mol is de tastzin. De spitse, roze snuit van mollen is extreem gevoelig dankzij de aanwezigheid van gespecialiseerde receptoren, bekend als de ‘organen van Eimer’. Deze duizenden kleine tastorgaantjes in de neus stellen mollen in staat om subtiele veranderingen in vochtigheid, temperatuur, luchtdruk en mogelijk zelfs infrarode straling waar te nemen. Met behulp van lange, gevoelige tastharen op de staart, neus en poten kunnen mollen op grote afstand zachte trillingen waarnemen van prooidieren zoals regenwormen en engerlingen. Daarnaast beschikken ze over een goede reukzin. Hoewel de oorschelpen uitwendig ontbreken en de oren verborgen zitten onder een laag haren, hebben mollen ook een prima gehoor. Tijdens het graven kunnen mollen zowel hun neusgaten als oren ter bescherming tegen de aarde afsluiten.  

Lichaam

De Europese mol (Talpa europaea) is een zoogdier in de orde van de insecteneters en brengt het grootste deel van zijn tijd door in zelfgegraven tunnels onder de grond. Een gangenstelsel van een mol kan tot één meter diep en tientallen meters lang zijn. Zijn morfologie is daarom helemaal aangepast aan deze ondergrondse levensstijl. Allereerst zijn de voorpoten omgevormd tot grote, sterke graafhanden met elk vijf vingers met lange nagels en een extra graafduim (de prepollex). Samen met hun sterke schouders fungeren de voorpoten als ideale werktuigen om vlot gangen te graven. Daarnaast is het lichaam cilindrisch gestroomlijnd en hebben ze een korte, fluweelzachte, zwarte vacht die vuil en water afstoot. De haren hebben geen bepaalde inplantingsrichting, waardoor mollen even makkelijk voor- als achterwaarts door de gangen kunnen manoeuvreren.

Tekst: Maya De Maegdt (Natuurpunt Studie)